Nullum Crimen Prijs 2022

De redactie van Nullum Crimen wil hoogstaande juridische meesterproeven bekronen. Daarom worden er jaarlijks prijzen uitgereikt aan de beste masterproeven in het domein van het straf(proces)recht. In het dossier dat de Nullum Crimen abonnees samen met het Nullum Crimen nummer 2023/2 ontvangen, ontdekt u het bekroonde werk van de laureaat van de Nullum Crimen Prijs 2022, Misbruik van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon van Maximilien Arnoldy. Heeft u een online abonnee op Nullum Crimen, dan kunt u deze bijdrage ook raadplegen op Strada of Jurisquare.

We stellen eveneens graag de scripties met tweede en derde prijs online ter beschikking op deze pagina.

Tweede prijs

De (meer)waarde van een intermediaire beoordeling na de afsluiting van het onderzoek in rechtsvergelijkend perspectief - Aaron Cockx

Al sinds 1808 bestaat er in België een procedure van rechterlijke intermediaire beoordeling, de regeling van de rechtspleging, die na een gerechtelijk onderzoek wordt uitgevoerd door de onderzoeksgerechten. In hoofdzaak is het de bedoeling om te oordelen of de strafvordering aan het einde van het gerechtelijk onderzoek kans op slagen heeft voor de vonnisrechter. Indien wel, zal het onderzoeksgerecht verwijzen naar het vonnisgerecht. Indien niet, zal de inverdenkinggestelde buiten vervolging gesteld worden. Het voornaamste doel van deze beoordeling is het beschermen van de inverdenkinggestelde tegen de last die gepaard gaat met een openbare terechtzitting. Maar mogelijks bestaat er binnenkort geen intermediaire beoordeling meer. De Hervormingscommissie strafprocesrecht is namelijk van plan om de regeling van de rechtspleging af te schaffen en niet te vervangen. Deze masterproef vraagt zich af of dit de juiste beslissing is aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: “Is een (mogelijkheid tot) rechterlijke intermediaire beoordeling wenselijk in het licht van de noodzakelijke waarborgen van de partijen en de efficiëntie van het strafproces?”.

Derde prijs

De correcte gegevensuitwisseling tussen de fiscus en het parket: een fait accompli of een werk in uitvoering? - Charlotte Sermsri

De samenwerking tussen het openbaar ministerie en de fiscus, die essentieel is in de strijd tegen fiscale fraude, bestaat sinds jaar en dag. Een belangrijk aspect van deze samenwerking is de mogelijkheid om gegevens van het strafdossier en het fiscaal dossier uit te wisselen. Zo bestaat er enerzijds de meldingsplicht voor fiscale ambtenaren aan het openbaar ministerie van misdrijven waarvan ze kennis krijgen tijdens de uitvoering van hun ambt, en anderzijds de plicht van de procureur des Konings om de minister van Financiën op de hoogte te brengen van aanwijzingen van fiscale fraude die aan het licht komen tijdens het strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast kunnen beide partijen in bepaalde gevallen gedwongen worden om de andere inlichtingen te verschaffen en zelfs inzage te verlenen in het strafdossier of in het fiscaal dossier.

Deze vormen van gegevensuitwisseling doen echter vragen rijzen over de conformiteit ervan met enkele beginselen. Met name bestaat het gevaar op een inbreuk op het recht op eerbiediging van het privéleven van de betrokken persoon, alsmede op het recht op bescherming van diens persoonsgegevens. Ook kan men zich afvragen of het gebruik door de fiscale ambtenaren van de door het openbaar ministerie verstrekte informatie wel in lijn is met het doelgebondenheidsbeginsel. Dit beginsel bepaalt namelijk dat het de fiscale administratie niet is toegestaan haar onderzoeksbevoegdheid te gebruiken op een manier die niet uitdrukkelijk bij wet is voorzien.