Interview

Buitencontractuele aansprakelijkheid: wat als het bestaan of de omvang van de schade beïnvloed wordt door de voorafgaande toestand van een persoon of een zaak?

Bij Larcier-Intersentia verschijnt in maart 2024 het boek Bijzondere receptiviteit voor schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. De aansprakelijke neemt het slachtoffer zoals hij het aantreft? van mr. Lies D'Hondt.

Personen kunnen tijdens hun leven te maken krijgen met verscheidene gezondheidskwaaltjes. Zo ook kunnen materiële zaken aangetast worden door ouderdomsslijtage, mechanische defecten enzovoort. Al deze aspecten kunnen een invloed hebben op de schade naar aanleiding van een schadegeval. Wie moet voor deze schade instaan? Moet de aansprakelijke het slachtoffer nemen zoals hij het aantreft? Of moet het slachtoffer, gelet op deze invloed op de schade, zelf voor (een deel van) deze schade instaan?
Het boek van mr. Lies D'Hondt creëert een algemene theorie ter beantwoording van deze vragen, met nuttige praktijkgerichte aanbevelingen. Hierbij wordt een vergelijking gemaakt met de opvattingen in het Franse, het Amerikaanse en het Engelse rechtsstelsel. Deze theorie wordt in een praktisch hanteerbaar schema weergegeven. Ook de wijzigingen in het licht van de hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht in Boek 6 BW komen aan bod, met heel wat kritische bedenkingen. Bovendien wordt uitgebreid ingegaan op de bewijsproblematiek binnen deze materie en de verhouding met de fout van het slachtoffer en de schadebeperkingsplicht. Uiteindelijk wordt deze theorie in verhouding geplaatst ten opzichte van vetusteit, burenhinder en in solidum aansprakelijkheid.

Larcier-Intersentia interviewde auteur Lies D'Hondt naar aanleiding van deze publicatie.

Uw onderzoek dat ook geleid heeft tot deze publicatie, heeft betrekking op situaties waarin een toestand van een persoon of een zaak voorafgaand aan een schadegeval het bestaan of de omvang van de schade naar aanleiding van het schadegeval beïnvloedt. U gebruikt heel bewust de term ‘bijzondere receptiviteit voor schade’. Kunt u de reden voor deze toch specifieke omschrijving nader toelichten?

In mijn onderzoek heb ik inderdaad de overkoepelende term ‘bijzondere receptiviteit voor schade’ gebruikt.
Receptiviteit voor schade: in de pure zin van het woord is ‘receptiviteit in het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht’ weinig sprekend. Voor wat is men juist receptief? Door ‘voor schade’ toe te voegen krijgt de term meer betekenis. 

Bijzondere receptiviteit voor schade: ook de term ‘receptiviteit voor schade’ volstaat nog niet volgens mij. 
Elke toestand vertoont wel een bepaalde receptiviteit voor schade. Iedereen kan schade oplopen; iedereen is ‘vatbaar’ voor schade. Bijgevolg is het wenselijk om over ‘bijzondere receptiviteit’ te spreken. De term ‘receptiviteit voor schade’ beschrijft alleen (de kenmerken van) de toestand van de persoon of de zaak voorafgaand aan het schadegeval. Deze benadrukt niet zozeer het dynamische proces dat zich voordoet. Hiermee wordt bedoeld: het feit dat als er zich een bepaald schadegeval voordoet, deze toestand een invloed zal uitoefenen op het bestaan of de omvang van de schade naar aanleiding van dat schadegeval. Het is moeilijk om dit dynamische proces volledig sluitend te omvatten met één term. Door de term ‘bijzonder’ toe te voegen komt dit aspect onrechtstreeks toch naar voren.

Kan men stellen dat wat u de ‘bijzondere receptiviteit voor schade’ noemt een recent fenomeen is?

Absoluut niet! Historisch gezien is er heel wat rechtsleer en rechtspraak die dit onderwerp behandelt. Er bestaan bijgevolg al een aantal vaststaande algemeen aanvaarde principes. Zo geldt het wijdverspreide en algemeen aanvaarde adagium ‘the wrongdoer must take the victim as he finds him’ of ‘de aansprakelijke moet het slachtoffer nemen zoals hij het aantreft’. Daarnaast heeft ook het Hof van Cassatie zich al een aantal keer in algemene vaststaande bewoordingen uitgesproken. Onlangs besliste bijvoorbeeld het Hof van Cassatie in een arrest van 12 november 2019 dat “wanneer het slachtoffer reeds voorafgaand aan het schadegeval schade heeft geleden of een beperking vertoonde, enkel de nieuwe schade of de verergering van de bestaande schade wordt vergoed”. Er is dus algemene overeenstemming over een aantal principes, maar toch ontbreekt het aan een bredere theorievorming in België.

Wij veronderstellen toch dat er heel wat opgelost is, nu Boek 6 inzake de buitencontractuele aansprakelijkheid definitief gestemd werd op 1 februari 2024?

Boek 6 voorziet inderdaad in een regeling omtrent deze materie, met name in artikel 6.29 BW. Dit artikel heeft als titel ‘Voorbeschiktheid en vooraf bestaande toestand van de benadeelde’ en de definitieve tekst luidt nu als volgt: 
De benadeelde die een voorbeschiktheid tot schade vertoont, heeft recht op integrale schadeloosstelling voor zijn schade, ook al is deze voorbeschiktheid één van de oorzaken ervan. De benadeelde die zich reeds voorafgaand aan het tot aansprakelijkheid leidende feit in een gekende eerdere toestand bevond die al tot schadelijke gevolgen heeft geleid, heeft enkel recht op schadeloosstelling voor de nieuwe schade veroorzaakt door hetzelfde feit of voor de verergering van de bestaande schade. Indien de aansprakelijke bewijst dat het tot aansprakelijkheid leidende feit tot gevolg heeft dat schade vroeger is opgetreden dan het geval zou zijn geweest zonder dit feit, leidt enkel de schade die het gevolg is van het vervroegde optreden tot schadeloosstelling.

Toch is het onderzoek naar dit onderwerp nog steeds nuttig. Het gaat namelijk om een complexe materie, waarbij een breder kader nodig is voor de concrete toepassing van de bovenstaande, beknopt geformuleerde regels. 

U heeft zeer grondig onderzoek verricht over deze problematiek; wat vindt u van het nieuwe artikel?

Ik ben niet bepaald gelukkig met dit artikel: in mijn publicatie leg ik trouwens duidelijk uit waarom de termen ‘voorbeschiktheid’ en ‘vooraf bestaande toestand’ volgens mij niet goed zijn en dus beter niet konden worden aangenomen.

Ook op de verschillende onderscheidingscriteria kan kritiek worden geformuleerd.


In de Memorie van toelichting worden verschillende onderscheidingscriteria gebruikt, namelijk ‘zich in een normale toestand bevinden’, ‘nog geen vermindering van de vermogens ondervinden’ en ‘reeds aangetast zijn in de lichamelijke integriteit of gezondheid’. Artikel 6.29, tweede lid zelf spreekt over een ‘gekende toestand’. Deze criteria zijn om te beginnen niet op elkaar afgestemd, waardoor situaties onder geen dan wel meerdere criteria zullen kunnen worden ingepast. Daarnaast werd het normaal of abnormaal karakter van de toestand als criterium door mijn onderzoek afgewezen. Ook de verwijzing naar de aantasting van de integriteit of gezondheid komt niet één op één overeen met de aanwezigheid van schade, de reden van het onderscheid. Hetzelfde geldt voor het ‘gekend’ zijn van de toestand. De ‘vermindering van de vermogens’ is wel een wenselijk criterium, zij het dat dit in mijn onderzoek werd ingepast in een breder beoordelingskader, bijvoorbeeld een beoordeling per schadepost.

De belangrijkste kritiek is ten slotte dat er voor dit onderscheid uitgegaan wordt van de aan- of afwezigheid van schade vóór het schadegeval. Dit stemt niet overeen met de achterliggende beweegreden van dit onderscheid, meer bepaald de schadebegroting, waarbij wordt gekeken naar de hypothetische toestand zonder het schadegeval.
Gezien deze grondslag van het onderscheid, was het mijns inziens logisch geweest om § 1 te wijden aan de situaties waarin er geen schade bestond zonder het schadegeval (de loutere aanleg). De situaties waarin er zonder het schadegeval wel schade zou hebben bestaan (de bestaande schadende toestand, met zowel de verergering als de verhaasting ervan) moesten vervolgens onder een § 2 worden gebracht.
De opbouw van artikel 6.29 is daarentegen gestoeld op de af- of aanwezigheid van schade vóór het schadegeval. De ambiguïteit van deze structuur blijkt op meerdere vlakken.

In het oorspronkelijk voorgestelde artikel werd een onderscheid gemaakt tussen § 1 (afwezigheid van schade vóór het schadegeval) en § 2 (aanwezigheid van schade vóór het schadegeval). Dit was niet wenselijk. Er zijn namelijk situaties denkbaar waarbij er vóór het schadegeval nog geen schade bestond (§ 1), maar waarbij er in de toekomst, zonder het schadegeval, wel schade had bestaan. Het is niet wenselijk om deze situaties op eenzelfde manier te behandelen als de overige situaties onder de toenmalige § 1, bijvoorbeeld waarbij er voor én zonder het schadegeval geen schade had bestaan. In die structuur zat ook de verhaasting van de bestaande schadende toestand gewrongen onder § 1, tweede lid van het artikel. Het is niettemin denkbaar dat er hierbij al schade bestond vóór het schadegeval. 
Bij wijze van amendement heeft men reeds getracht tegemoet te komen aan deze opmerking: de verhaasting werd onder een apart derde lid geplaatst. Niettemin betreft ook deze verhaasting een door mijn onderzoek bedoelde ‘bestaande schadende toestand’ en had deze situatie dus eenvoudig onder hetzelfde lid als de verergering van de bestaande schadende toestand gepast. Daarnaast blijft ondanks deze wijziging het kunstmatige onderscheid tussen af- en aanwezigheid van schade vóór het schadegeval bestaan (“De benadeelde die zich reeds voorafgaand aan het tot aansprakelijkheid leidende feit”). 

Er zijn uiteraard ook positieve punten aan dit artikel 6.29: de voorgestelde beoordelingswijzen in de verschillende situaties passen binnen de inzichten van mijn onderzoek. Daarnaast is de expliciete erkenning in de Memorie van toelichting van het adagium dat de aansprakelijke het slachtoffer neemt zoals hij het aantreft, positief. Opnieuw een opmerking bij dit laatste punt: een vermelding over [IVD1] de verhouding met artikel 6.18, § 2 over het causaal verband was nuttig geweest, omdat dit artikel potentieel de deur openzet naar een verregaande afwijzing van oorzaken, mogelijk ook in geval van een bijzondere receptiviteit voor schade.

Hoe was het artikel volgens u dan beter geformuleerd?

Rekening houdend met de inzichten die uit mijn onderzoek voortvloeien, had ik liever de wetsbepaling over de bijzondere receptiviteit voor schade als volgt geformuleerd gezien:
§ 1. De benadeelde die louter een aanleg vertoonde om een invloed uit te oefenen op de schade naar aanleiding van een schadegeval, en zonder het schadegeval dus geen schade zou hebben ondervonden, heeft, ondanks deze invloed op de schade, recht op een integrale schadeloosstelling.
§ 2. De benadeelde die een bestaande schadende toestand vertoonde, en zonder het schadegeval dus schade zou hebben ondervonden, heeft, na aftrek van deze bestaande schadende toestand, ondanks een eventuele invloed van de bestaande schadende toestand op de schade, recht op een integrale schadeloosstelling.
Indien de aansprakelijke bewijst dat het tot aansprakelijkheid leidende feit tot gevolg heeft dat schade vroeger is opgetreden dan het geval zou geweest zijn zonder dit feit, leidt enkel de schade die het gevolg is van het vervroegd optreden tot schadeloosstelling.

Maar de wetgever heeft anders beslist.

Over het boek

Bijzondere receptiviteit voor schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht
De aansprakelijke neemt het slachtoffer zoals hij het aantreft?

Lies D'Hondt

Maart 2024
ISBN 9789400017979


Onze klanten raadpleegden ook:

Burgerlijk | Februari 2024

Vermogensverschuivingen tussen echtgenoten en ongehuwde samenwoners: waarom naast het klassieke begrip ‘goederen’ ook het begrip ‘arbeid’ alle aandacht vereist | Michelle Aerts

Larcier-Intersentia interviewde de auteur dr. Michelle Aerts naar aanleiding van haar publicatie. Het begrip ‘vermogensverschuiving’ omvat in dit werk bijgevolg zowel verschuivingen van goederen (vermogensverschuivingen in de strikte zin) als verschuivingen van arbeid. In dit interview vertelt de auteur meer over het aspect ‘verschuivingen van arbeid’. Lees meer.

Burgerlijk | Januari 2024

Vergoedingsfondsen: ‘deus ex machina’ of ‘vierde pijler’ bij lacunes of tekorten in de traditionele bronnen van vergoeding? | Larissa Vanhooff

Larcier-Intersentia interviewde de auteur dr. Larissa Vanhooff naar aanleiding van haar publicatie. Het boek beantwoordt de meest prangende vragen rond vergoedingsfondsen in ons huidige Belgische rechtssysteem en is hiermee het eerste omvangrijke werk dat de verschillende soorten vergoedingsfondsen binnen diverse takken van het recht (medisch recht, strafrecht, milieurecht, sociaal recht, …) bundelt. In dit interview vertelt de auteur meer over de groei en het belang van vergoedingsfondsen. Lees meer.

Volg ons:     

              

Ons gratis tijdschrift:

· Emile & Ferdinand

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrieven!