Recensie

Compendium Belgisch Auteursrecht

Gauthier VANDENBOSCCHE
PhD Candidate UGent
Scientific Advisor Tiberghien Lawyers

Met het Compendium Belgisch Auteursrecht presenteert Kurt Van Damme een lijvig maar verrassend toegankelijk naslagwerk dat het Belgische auteursrecht op een vernieuwende manier in kaart brengt.

De nieuwste geestelijke creatie van Kurt (*) weegt, volgens de technische fiche, 600 gram (volgens mij is het zelfs iets meer). In 1.711 bladzijden wordt een volledig overzicht geboden van het recht dat creaties van de menselijke geest beschermt – van de klassieke bescherming van literaire en artistieke werken tot online platformen en artificiële intelligentie.

Vindt een kat haar jongen dan wel nog terug in zo’n turf? Wel, precies daar ligt de kracht van Het Compendium. Het werk heeft een heldere en gebruiksvriendelijke structuur. Elk hoofdstuk vertrekt vanuit een concrete vraag – exact honderd in totaal – gaande van “Wat is het auteursrecht?” over “Waarom is het auteursrecht in de praktijk zo moeilijk?” en “Wat is de grootste onzin die over het auteursrecht wordt verteld” tot “Wat is een auteursrechtelijke bodemprocedure?”.

Die aanpak maakt van het werk een bijzonder praktische catalogus voor de rechtspraktijk. Steeds meer beroepsgroepen komen immers met het auteursrecht in aanraking zonder noodzakelijk alle voorkennis te hebben – denk bijvoorbeeld aan boekhouders die moeten omgaan met het fiscale regime voor auteursrechtvergoedingen.

Sinds de publicatie van Het Compendium hoeven practici niet langer in complexe databanken of complexe inhoudstafels te zoeken naar antwoorden: zij beschikken nu over een direct bruikbare praktijkgids die snelle opzoekingen mogelijk maakt. Elk antwoord vormt bovendien een zelfstandig uitgewerkt geheel.

Een 101ste vraag had kunnen zijn: “Zijn er nog vragen?” – maar voor wie verder wil graven, is er het voetnotenapparaat en gespecialiseerde doctrine en rechtspraak.

Niet alleen de structuur, ook het taalgebruik maakt het werk zeer toegankelijk. Kurt slaagt erin om technische materie met een levendige, verhalende pen helder uit te leggen. Geregeld wisselt hij dit af met een vleugje boomer-(niet mijn woorden!, zie p. 190) humor – een ongeziene combinatie in juridische literatuur.

Zo leren we terloops dat hij afkomstig is uit een klein dorp in de Vlaamse Ardennen, veel Pepsi Max drinkt (en Canada Dry, tijdens vluchten), een Jommeke-fan is, en wel eens bij de Chinees bestelt. We krijgen zelfs reistips: de treinlijn tussen Brussel-Zuid en Aalst zal voortaan op menige bucketlist staan. Dat alles verklaart wellicht waarom ik de neiging heb om de auteur aan te spreken met ‘Kurt’ (*).

Het unieke karakter van het werk is ongetwijfeld mede te danken aan de beroepsactiviteit van de auteur: niet het schrijven van boeken – hetgeen voor Kurt valt onder vrijetijdsbesteding – maar het leiden van de juridische, licentie- en internationale activiteiten van Reprobel. Die kruisbestuiving komt het boek ten goede. Zelden werden vragen zoals “Wat doet een beheersvennootschap?” en “Welke soorten beheersvennootschappen zijn er?” zo deskundig en tastbaar beantwoord.

Met dit alles doorstaat Het Compendium met glans de auteursrechtelijke originaliteitstoets: en of het werk de persoonlijke stempel van Kurt draagt! Fans van het genre vinden wellicht ook hun volledige gading in “Auteursrecht in the pocket”.

Over het boek