Artikel

Vrijwilliger in een VZW: zonder risico’s of toch niet?

Bij Intersentia verschijnt in augustus 2022 het boek ‘De VZW en haar aansprakelijkheid’. Auteur is Dirk Coeckelbergh (zelfstandig consulent).

Dit boekje biedt een grondig en helder overzicht van de aansprakelijkheidsregels van alle mogelijke betrokkenen bij de VZW, waaronder de VZW zelf, haar oprichters, haar leden (zowel toegetreden leden als de leden van het bestuursorgaan en het uitvoerend bestuur), haar werknemers en vrijwilligers tot de jobstudenten, stagiairs of interimkrachten die de VZW tewerkstelt.

Wat zijn de aansprakelijkheidsrisico’s voor deze groepen en hoe kan u deze risico’s het best voorkomen of beperken? Met andere woorden, hoe kan de VZW deze aansprakelijkheid op de meest efficiënte manier managen? Dit alles rijkelijk geïllustreerd met praktijkvoorbeelden en -toepassingen.

Het boekje bevat ook een uitgebreid lexicon dat duiding geeft bij de kernbegrippen rond aansprakelijkheid.

In dit artikel wordt specifiek stilgestaan op de aansprakelijkheidsregels voor vrijwilligers en ook specifiek de situatie waarbij sommige bestuurders tegelijkertijd vrijwilliger zijn.

Wat zijn de aansprakelijkheidsregels voor vrijwilligers?

  1. De vrijwilliger is altijd verantwoordelijk voor de schade die hij door een fout veroorzaakt aan zichzelf of aan zijn eigen goederen.
  2. De vrijwilliger kan niet burgerlijk aansprakelijk gesteld worden voor de schade die hij door zijn fout aan een derde of de VZW maakte tijdens het vrijwilligerswerken.
  3. De VZW is als organisatie zelf burgerlijk aansprakelijk in de plaats van de vrijwilliger. Dat betekent dus dat diegene die schade lijdt door toedoen van een vrijwilliger, de organisatie burgerlijk aansprakelijk kan stellen en kan eisen dat de schade hersteld en/of vergoed wordt. De organisatie kan de schade niet afwentelen op de vrijwilliger zelf.
  4. De VZW heeft een aansprakelijkheidsverzekeringsplicht voor haar vrijwilligers. Zo kan de derde altijd vergoed worden, zelfs al zou de VZW insolvabel zou zijn geworden.

Op die niet-aansprakelijkheid van de vrijwilliger zijn evenwel vijf uitzonderingen, waarbij deze zelf verantwoordelijk blijft:

  1. de vrijwilliger maakt telkens dezelfde fout, ook al werd daar al vaker op gewezen (bv. materiaal laten rondslingeren, instructies negeren);
  2. de vrijwilliger maakt een zware fout (bv. een dronken vrijwilliger tijdens het vrijwilligerswerk veroorzaakt schade tijdens het vrijwilligerswerk);
  3. de vrijwilliger pleegt bedrog;
  4. de vrijwilliger maakt met opzet een fout;
  5. de vrijwilliger begaat een strafrechtelijke inbreuk.

En wat als een bestuurder ook vrijwilliger is?

Als de bestuurder een professionele bestuurder van vennootschappen en/of verenigingen is, is hij geen vrijwilliger voor andere taken dan bestuurstaken en heeft hij zich ook nooit, noch mondeling noch schriftelijk, op enige manier als vrijwilliger opgegeven, ingeschreven of aangemeld bij de vereniging. Deze bestuurder kan dus uiteraard geen beroep doen op andere regels dan de aansprakelijkheidsregels van het WVV voor bestuurders.

Maar als de bestuurder zich ook opgaf als vrijwilliger voor enkele andere taken zoals bijvoorbeeld het geven van trainingen rond leiderschap aan het personeel, dan is dit de zgn. bestuurder die cumuleert (in andere taken) met een vrijwilligersstatuut. De aansprakelijkheid van deze bestuurder wordt dan geregeld volgens de regels van het WVV, maar de betrokkene valt voor zijn aansprakelijkheid als vrijwilliger niet onder de regels van de aansprakelijkheidsregels van het WVV. De beperkende aansprakelijkheidsregels voor vrijwilligers uit de zgn. Vrijwilligerswet gelden dus alleen voor zijn vrijwilligersactiviteiten (andere dan zijn bestuurdersactiviteit) en niet voor zijn bestuursactiviteit.

De derde situatie is het geval waarin de bestuurder in die hoedanigheid is gekomen, aangeworven, geëngageerd als en/of gekomen in het statuut van vrijwilliger. Het is de ‘bestuurder-vrijwilliger’ en hier zijn twee mogelijke situaties: de bestuurder is een ‘bestuurder-wettelijke vrijwilligers’ of een ‘bestuurders-andere vrijwilliger’.

1. Bestuurder-andere vrijwilliger

Dit zijn bestuurders die deze taak en verantwoordelijkheid opnamen in de hoedanigheid van ‘vrijwilliger’ (bij de vereniging), maar de regels in hoofde van de vrijwilligers uit de Vrijwilligerswetgeving van 3 juli 2005 betreffende de rechten (en plichten) van vrijwilligers worden duidelijk niet, volledig niet of ruim niet gerespecteerd.

Wat zijn mogelijke indicaties ter zake?

  • een getekende overeenkomst met de bestuurder-vrijwilliger die dit statuut bevestigt;
  • en/of: er werd een statuut ‘bestuurder-vrijwilliger’ gecreëerd waarvoor er een informatienota bestaat met rechten en plichten van de vrijwilliger, maar die duidelijk ingaan tegen de (Vrijwilligers)wet;
  • en/of: mails of briefwisseling die dit bevestigen of die dat duidelijk suggereren;
  • de bestuurder krijgt in de praktijk duidelijk meer of veel meer dan de wettelijk gelimiteerde vrijwilligersvergoeding voor het bestuurderswerk;
  • het statuut van vrijwilligers buiten de wet van 3 juli 2005 in hoofde van de bestuurders werd door de voorzitter van de algemene vergadering geciteerd op de algemene vergadering en opgenomen in de notulen (of de algemene vergadering is op video opgenomen).

De beperkende aansprakelijkheidsregels voor vrijwilligers uit de zgn. Vrijwilligerswet gelden in casu niet voor de vrijwilligersactiviteit.

2. De bestuurder-wettelijke vrijwilliger is de bestuurder die deze taak en verantwoordelijkheid opnam in de hoedanigheid van ‘wettelijke vrijwilliger’ (bij de VZW). Hij of zij is volgens de vereniging en zijzelf vrijwilliger in de zin van de (ondertussen al op menig vlak gewijzigde) Vrijwilligerswetgeving van 3 juli 2005 betreffende de rechten (en plichten) van vrijwilligers.

De vraag stelt zich vooreerst of dit laatste statuut dan wel juridisch correct kan bestaan volgens het WVV?
Het WVV stelt immers duidelijk het volgende rond bestuurders: zij besturen de VZW en zijn op de algemene vergadering na, het hoogste gezag in de vereniging (bv. in de VZW en de IVZW) of zelfs het enige (bv. in de stichting) en vormen een wettelijk orgaan. Zij kunnen voor hun werkzaamheden niet afhangen van een andere instantie dan van de algemene vergadering/raad van bestuur. Zij kunnen dus voor hun activiteit als bestuurder niet onderworpen worden aan een algemeen reglement voor vrijwilligers, waarbij ze bijvoorbeeld procesmatig en/of inhoudelijk moeten rapporteren aan een coördinator voor vrijwilligers, aan een medewerker-werknemer of iets dergelijks. Ze kunnen ook niet in een of andere vorm beleidsinhoudelijke instructies krijgen van zulke personen.

Vervolgens stelt zich de vraag of dit statuut juridisch correct kan bestaan volgens de vrijwilligerswetgeving zelf?
In de voorbereidende werken liet men de deur op een kier. De vraag werd daar immers gesteld of een niet-professionele bestuurder aansprakelijk is volgens de VZW-wet van 27 juni 1921 (zware aansprakelijkheid) dan wel volgens de vrijwilligerswetgeving (verlichte aansprakelijkheid). Het antwoord was toen dat de bestuurder altijd aansprakelijk was volgens de VZW-wetgeving en dus nu volgens het WVV.

Wat zei de rechtsleer onder de oude vrijwilligerswetgeving?
Sommige rechtsleer laat uitdrukkelijk toe dat bestuurders beschouwd worden als vrijwilligers. Die vrijwilliger is aansprakelijk als bestuurder volgens de regels van het WVV, maar wordt voor zijn vergoedingen en dergelijke meer als vrijwilliger behandeld.

Wat zegt de vernieuwde vrijwilligerswetgeving?
De wetgever kwam finaal tussen om elke twijfel weg te halen. Vanaf 1 maart 2019 werd de wet betreffende de rechten van de vrijwilligers expliciet aangevuld voor de personen belast met een mandaat/die lid zijn van een bestuursorgaan van een organisatie. Deze aanvulling van de definitie zorgt ervoor dat ook (voor het overige in dit verband) onbezoldigde bestuurders gebruik kunnen maken van de bepalingen voorzien in de Vrijwilligerswet. Sinds de aanvulling lezen we in de wet dat een vrijwilliger elke persoon is die een bedoelde activiteit verricht, met inbegrip van de personen belast met een mandaat/die lid zijn van een bestuursorgaan van een organisatie.

De aansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers en de aansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders en directies zijn twee totaal verschillende polissen.

De eerste is verplicht voor verenigingen met vrijwilligers in de zin van de Vrijwilligerswet, de tweede is sterk aangeraden. Als de vereniging werkt met bestuurders die onder het (wettelijk) vrijwilligersstatuut vallen, zijn ze niet verzekerd als vrijwilliger-bestuurder. De polis is daarvoor noch bedoeld, noch aangepast. De polis bestuurdersaansprakelijkheid is bovendien veel duurder dan de polis vrijwilligers.

Over het boek

De VZW & haar aansprakelijkheid

Dirk Coeckelbergh

Augustus 2022
ISBN 9789400015197


Onze klanten raadpleegden ook:

Ondernemingsrecht | Januari 2023

Concentratiecontrole in België: ratio legis en krachtlijnen | Karel Bourgeois

Bij Intersentia verschijnt in december 2022 het boek ‘Concentratiecontrole in België’ van meester Karel Bourgeois, advocaat-vennoot bij Crowell & Moring LLP te Brussel. Intersentia interviewde de auteur naar aanleiding van deze publicatie. Lees meer.

Ondernemingsrecht | Augustus 2022

De CEO: what’s in a name, zeker juridisch? | Sarah De Geyter, Ingrid De Poorter en Emmanuel Leroux

Bij Intersentia verschijnt in oktober 2022 het boek ‘Bestuur in de NV’. In dit artikel wordt specifiek stilgestaan bij het begrip ‘CEO’, dat in veel ondernemingen ingeburgerd is en dit ontegensprekelijk onder de invloed van het internationale handelsverkeer. Lees meer.

Volg ons:     

              

Ons gratis tijdschrift:

· Emile & Ferdinand

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrieven!