Interview

De ontbinding van een VZW: in welke mate ‘anders’ dan een vennootschap?

Bij Intersentia verscheen de gloednieuwe publicatie ‘De VZW & haar ontbinding’, geschreven door Dirk Coeckelbergh.

Deze publicatie biedt de nodige praktijkvoorbeelden en -toepassingen, stappenplannen en tips en tricks om de lezer wegwijs te maken in deze problematiek.

Hoe gaat de ontbinding van de VZW in zijn werk? Welke kosten zijn er? Wie heeft waar recht opals er activa overblijven? Wat gebeurt er met de schulden? Wie moet men erbij betrekken?

Intersentia interviewde de auteur en vroeg specifiek naar een aantal eigenheden, naar wat anders is bij de ontbinding van een VZW dan bij een vennootschap. We beperkten ons hier tot een eigen selectie van twee voor ons opvallende verschillen.

Wat opvalt: er is al onduidelijkheid over het opmaken van een verslag over het voorstel tot ontbinding door het bestuursorgaan en het opmaken van een staat van activa en passiva. Hierover bestaan blijkbaar verschillende standpunten.

Inderdaad, noch het verslag, noch de staat van activa en passiva zijn bij elke ontbinding verplicht én iedereen neemt daarover niet altijd hetzelfde standpunt in. Maar het lijdt geen twijfel dat de ontbinding een zware stap is, die in alle situaties een degelijke voorbereiding verdient.

Daarom ben ik van oordeel dat, al schrijft de wet het niet letterlijk of uitdrukkelijk voor alle ontbindingen voor, het bestuursorgaan best een verslag opmaakt met een voorstel tot ontbinding, waarbij het minstens een erg benaderende indicatie geeft van de staat van activa en passiva en van haar redelijke verwachting rond het nettoactief of nettopassief.

Het is ook zo dat elk lid van een bestuursorgaan krachtens artikel 2:56 WVV aansprakelijk is voor fouten begaan in de uitoefening van de opdracht. Leden van het bestuursorgaan zijn ook slechts aansprakelijk voor beslissingen, daden of gedragingen die zich kennelijk buiten de marge bevinden waarbinnen normaal voorzichtige en zorgvuldige bestuurders, geplaatst in dezelfde omstandigheden, redelijkerwijze van mening kunnen verschillen. Ook van een goede huisvader verwacht men dat hij bij een nakende echtscheiding het nettoactief of nettopassief minstens bij benadering heeft uitgerekend, op een datum die in het nabije verleden ligt.

Van een lid van een bestuursorgaan wordt volgens artikel 2:51 WVV verwacht dat hij of zij “een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak” op zich neemt. Zodra een lid vraagt om de details van activa en passiva in de vorm van een staat na de beslissing tot ontbinding, moeten o.i. de leden van het bestuursorgaan die kunnen geven. Daarom doet het bestuursorgaan er toch goed aan een verslag en een staat op te maken.

Daarenboven kunnen de statuten in deze procedure voorzien, ook al verplicht de wet het niet uitdrukkelijk of kunnen de statuten een zwaardere procedure bepalen. Ook kan de Algemene Vergadering o.i. (voorlopig) weigeren te beslissen tot ze een staat en een verslag heeft.

De semi-vrijwillige ontbinding is ook een term die de practicus van het vennootschapsrecht niet onmiddellijk bekend in de oren klinkt. Wat houdt die juist in?

De meeste rechtsleer vermeldt de semi-vrijwillige ontbinding niet expliciet, niet apart of zelfs helemaal niet bij de behandeling van de ontbinding. De FOD Justitie of non-profitadviseurs vermelden deze vorm van ontbinding evenmin. Nochtans werden door het WVV impliciet specifieke vormen van semi-vrijwillige ontbinding ingevoerd in het VZW-recht.

Een semi-vrijwillige ontbinding is een ontbinding die voorgesteld wordt door het bestuursorgaan, op specifieke externe aansporingen, geïnstalleerd door de wetgever en/of afkomstig van de commissaris-revisor van de VZW.

We onderscheiden twee vormen van semi-vrijwillige ontbinding. Vooreerst is er de semi-vrijwillige ontbinding op basis van de wetgeving: wanneer het bestuursorgaan van een VZW gewichtige en overeenstemmende feiten vaststelt die de continuïteit van de VZW of stichting in het gedrang kunnen brengen, moet het (art. 2:52 WVV) ofwel beraadslagen over de maatregelen die moeten worden genomen om de continuïteit voor een minimumduur van twaalf maanden te vrijwaren ofwel, bij gebrek aan een valabel alternatief, de ontbinding van de vereniging of stichting in het vooruitzicht stellen.

Dit is een vrijwillige ontbinding omdat de VZW de ontbinding zelf voorstelt en tegelijk een semi-vrijwillige ontbinding, aangezien het bestuursorgaan – mocht men de continuïteit en liquiditeit van de VZW niet kunnen verzekeren voor een periode van twaalf maanden – quasi genoodzaakt is de ontbinding voor te stellen aan de AV.

Het voortzetten van een duidelijk deficitaire toestand zonder perspectief of verbetering is immers wettelijk gezien een professionele fout in hoofde van het bestuursorgaan, die kan leiden tot aansprakelijkheid, onder andere bij faillissement.

Daarnaast is er ook de semi-vrijwillige ontbinding op initiatief van de bedrijfsrevisor, al dan niet in samenspel met de AV en/of de rechtbank. Commissarissen en bedrijfsrevisoren die in de uitoefening van hun opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die de continuïteit van de VZW in het gedrang kunnen brengen, moeten het bestuursorgaan hiervan schriftelijk en op een omstandige wijze op de hoogte brengen. De professionele revisorale controlenormen (ISA 570) geven een niet-limitatieve lijst van voorbeelden van gebeurtenissen, situaties en omstandigheden die mogelijke indicatoren zijn van een potentieel probleem en die in het boek worden opgesomd.

Van de bedrijfsrevisor wordt duidelijk verwacht dat hij waakzaam is ten aanzien van alle informatie die hij kan verzamelen in het kader van zijn opdracht voor de verenigingen waarvoor hij als commissaris optreedt of in het kader van een andere wettelijke of conventionele opdracht.

Het doel is de bestuurders bewust te maken van de kasstroom- en prestatieproblemen waarmee de vereniging te maken kan krijgen, en dit voldoende tijdig, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen voordat deze problemen zo ernstig worden dat de voortzetting van de activiteiten van de vereniging niet langer kan worden gegarandeerd. Het onderzoeken van de verschillende hierboven vermelde indicatoren kan de commissaris/bedrijfsrevisor er ook toe aanzetten om actie te ondernemen. In de praktijk leidt dit soms (vaak terecht) tot ‘spontane’ voorstellen van het bestuursorgaan om de VZW tijdig of eerder te ontbinden.

Mutatis mutandis volgt de semi-vrijwillige ontbinding voor het overige de regels in verband met de vrijwillige ontbinding.

Over het boek

De VZW & haar ontbinding

Dirk Coeckelbergh

November 2021
ISBN 9789400014039


Onze klanten raadpleegden ook:

Ondernemingsrecht | Januari 2023

Concentratiecontrole in België: ratio legis en krachtlijnen | Karel Bourgeois

Bij Intersentia verschijnt in december 2022 het boek ‘Concentratiecontrole in België’ van meester Karel Bourgeois, advocaat-vennoot bij Crowell & Moring LLP te Brussel. Intersentia interviewde de auteur naar aanleiding van deze publicatie. Lees meer.

Ondernemingsrecht | Augustus 2022

Vrijwilliger in een VZW: zonder risico’s of toch niet? | Dirk Coeckelbergh

Bij Intersentia verschijnt in augustus 2022 het boek ‘De VZW en haar aansprakelijkheid’. In dit artikel wordt specifiek stilgestaan op de aansprakelijkheidsregels voor vrijwilligers en ook specifiek de situatie waarbij sommige bestuurders tegelijkertijd vrijwilliger zijn. Lees meer.

Volg ons:     

              

Ons gratis tijdschrift:

· Emile & Ferdinand

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrieven!