Interview

Salduz en de Belgische ondervragingscultuur

Bij Intersentia verschijnt in mei 2022 het boek ‘Het Salduzacquis in verhouding tot de Belgische ondervragingscultuur’ van Maarten Colette, gastprofessor aan de VUB. In dit boek wordt een rechtsfilosofische beginselenanalyse gebruikt om te bekijken hoe België het doet in het licht van het Salduzacquis. Vastgesteld wordt dat de focus in België uitgaat naar het dwangverbod en dat participatie door de verdachte in de schaduw wordt gesteld van de instructienorm ‘niet dwingen’ – een liberale inkleuring van de strafprocedure. De auteur maakt in het boek aannemelijk dat een positieve strafprocesrechtelijke vrijheidsconceptie een veel nuttiger toetsingskader is ten opzichte van het Salduzacquis. Intersentia sprak met de auteur.

Kunt u even de oorsprong van Salduz toelichten, meer bepaald wat de beweegredenen van het EHRM zijn geweest om te oordelen dat de bijstand van een advocaat bij een verhoor een recht moet zijn?

België was nooit op de vingers getikt voor het ontbreken van bijstand door een advocaat bij het verhoor, maar in 2008 zou het EHRM in Salduz/Turkije wel een pittig debat over de inpassing van dit recht in de Belgische rechtsorde op gang trappen.

In Salduz vindt het EHRM het kennelijk vanzelfsprekend dat artikel 6, § 3, (c) van het EVRM, dat toeziet op de eerbiediging van de rechten van verdediging en van het recht op bijstand door een advocaat in de strafprocedure, ook van toepassing is bij het verhoor van een verdachte. Voorheen ging het EHRM na of de strafprocedure ‘over de hele lijn’ voldoende rekening hield met de rechten van de verdediging, en als dusdanig als ‘eerlijk’ of ‘fair’ kon worden aanzien. In Salduz laat het EHRM deze juridische techniciteit los. Het tegensprekelijk karakter van de navolgende verhoren of van de procedure voor de rechter is geen reden om het recht op bijstand door een advocaat bij het eerste verhoor van een verdachte af te werpen.

Een van de voornaamste redenen hiervoor is dat een verdachte zich in het strafrechtelijk onderzoek in een ‘bijzonder kwetsbare positie’ bevindt in verhouding tot de institutionele context waarin hij bevraagd wordt. Ten eerste wordt een verdachte betrokken in een hem niet vertrouwde strafprocedure, zo zegt het EHRM. Ten tweede brengt het Hof de toedeling van juridische expertise in verband met de vaststelling dat het bewijsrechtelijke vlechtwerk in overstelpende mate in het strafrechtelijk vooronderzoek uitgekiend wordt, en niet zozeer tijdens de strafprocedure voor de rechter. Ten derde stelt het EHRM op zeer pragmatische gronden vast dat het strafrechtelijk vooronderzoek steeds ‘ingewikkelder’ wordt en dat de regels zich lijken op te stapelen. Deze drie vaststellingen nopen het EHRM tot de slotsom dat de verdachte – zonder effectieve rechtsbijstand – aan de discretie of ‘dominantie’ van de onderzoekende autoriteiten overgeleverd is tijdens het strafrechtelijk vooronderzoek. Uit het feit dat het recht op een eerlijk proces door rechtssubjecten als praktisch en effectief moet worden herkend, uit de bewijsrechtelijke invloedssfeer van het strafrechtelijk vooronderzoek en uit de afstemming van de toenemende techniciteit van een strafprocedure op de inherente kwetsbaarheid van een verdachte leidt het EHRM in Salduz het recht op bijstand door een advocaat bij het verhoor af.

De wet is er uiteindelijk in 2011 gekomen, maar heeft toch voor heel wat beroering gezorgd?

In het boek beschrijf ik de confrontatie tussen dat wat academici achter hun schrijftafel uittekenen als wenselijk aan de ene kant, en dat wat politieagenten, magistraten en onderzoeksrechters aanduiden als mogelijk aan de andere kant.

Deze praktijkmensen, die zeer actief deelnemen aan de debatten, vinden het bijstandsrecht in strijd met de Belgische inquisitoire ondervragingscultuur. De observatie dat het Salduzacquis met die ondervragingscultuur om voorrang strijdt, wordt door verschillende auteurs gekoppeld aan het redeneren in functie van efficiëntie. Volgens hen is de ‘ultieme doelstelling’ van het inquisitoire verhoor waarheidsvinding en verdraagt waarheidsvinding geen bijstandsrecht. In het debat tussen de voorstanders en de tegenstanders van de implementatie van het Salduzacquis blijkt deze afweging tussen een – als ‘inefficiënt’ ervaren – accusatoir bijstandsrecht en de inquisitoire rechtscultuur een grote rol te spelen.

Deze perceptie is niet zonder gevolgen gebleven voor de implementatie van het bijstandsrecht in België. De omzetting van het Salduzacquis in België oogt pover en die indruk is terecht. Omdat de tegenstanders van Salduz in België als overwinnaars uit de bus kwamen, ligt de focus van de wettelijke regeling op een minimale omzetting van het Salduzacquis, zonder oog voor de concrete meerwaarde ervan ten opzichte van het strafrechtelijk vooronderzoek. Alle aandacht gaat in de wettelijke regeling uit naar het dwangverbod: een advocaat moet er tijdens het strafrechtelijke traject op toezien dat een verdachte niet slecht behandeld wordt. Dit betekent dat het Salduzacquis in België wordt gezien als een rechtsinstrument dat enkel het recht van een verdachte om zichzelf niet te beschuldigen beschermt. Met andere woorden: een liberale invulling van de strafprocedure.

U pleit in uw boek duidelijk voor een alternatieve denkpiste?

Ja, een positieve vrijheidsconceptie is een veel nuttiger toetsingskader ten aanzien van het recht op bijstand door een advocaat. Deze opvatting van de strafprocesrechtelijke vrijheid van een verdachte gaat voorbij aan het simpele dwangverbod. Ze gaat ervan uit dat mensen in een strafprocesrechtelijke context ‘van nature’ ongewis zijn van hun rechten en van de manier waarop zij die tot gelding kunnen brengen. Een inhoudelijke inkleuring van het bijstandsrecht is dan ook nodig. Een advocaat ziet in het verhoor niet enkel toe op de naleving van de negatieve vrijheidsgrenzen van een verdachte, maar kan ook tegenspraak doen gelden ten opzichte van de bevindingen van de politie. Dit vanuit de vaststelling door het EHRM dat de tijdens het vooronderzoek gedane observaties vaak doorslaggevend zijn voor de bocht die een strafrechtelijk traject uiteindelijk neemt.

Over het boek

Het Salduzacquis in verhouding tot de Belgische ondervragingscultuur

Maarten Colette

Mei 2022
ISBN 9789400014985


Onze klanten raadpleegden ook:

Strafrecht | Oktober 2022

Het voorrecht van rechtsmacht nader toegelicht| Francis Desterbeck

Bij Intersentia is in september 2022 het boek ‘De rechter voor de rechter’ van Francis Desterbeck (emeritus-eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep te Gent) verschenen. De auteur wijst op de concrete probleempunten waar wetswijzigingen zich opdringen. Lees meer.

Volg ons:     

              

Ons gratis tijdschrift:

· Emile & Ferdinand

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrieven!