Interview

Verstek en verzet in strafzaken: de vijfde herziene editie is verschenen

Bij Larcier-Intersentia verschijnt in mei 2025 de vijfde editie van het boek "Verstek en verzet in strafzaken", waarvan dr. Bart De Smet, advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie, de auteur is.
De eerste editie dateert van 2003, de vorige van 2020.

Larcier-Intersentia interviewde de auteur naar aanleiding van deze vijfde herziene editie.

 

 

 

Waarom is het verzet een belangrijk thema?

In het strafproces is het verzet een ‘reset-knop’. Een veroordeling bij verstek, in eerste of tweede aanleg, is zelden een eindpunt. Beklaagden aan wie de veroordeling niet in persoon is betekend, wat meestal het geval is, kunnen lange tijd erna een tweede proces afdwingen door verzet in de buitengewone termijn, tot de verjaring van de straf intreedt of zelfs erna, bij overmacht. Dit procesverloop is vervelend voor de rechter, die terug het dossier moet instuderen en opnieuw uitspraak moet doen, maar ook voor de overige partijen, die berecht werden op tegenspraak. Voor het slachtoffer kan die verzetprocedure, die aan de beklaagde een herkansing biedt, zelfs een traumatisch effect met zich meebrengen.
Toch is het verzet noodzakelijk, als middel om het recht op een eerlijk proces (art. 6.1 EVRM) te waarborgen. Vele beklaagden hebben geen vast adres of hadden door omstandigheden geen weet van een dagvaarding die op hun verblijfsadres was achtergelaten. Via het verzet, dat niet verbonden is aan al te strenge vormvereisten, kunnen zij een proces op tegenspraak bekomen, in eerste of tweede aanleg. Verzet mag evenwel geen middel zijn om zand in de machine te strooien en het strafproces te blokkeren. Er is veel nationale en internationale rechtspraak over de vrijwillige afstand van het recht van verdediging. Een nieuw proces, op verzet, is niet nodig voor beklaagden die zich bewust aan het gerecht onttrekken of ervoor kozen geen verweer te voeren. In België stuiten deze beklaagden op ongedaan verzet (art. 187, § 6 Sv.), dit is een sanctie die de verstekbeslissing intact laat. Hoger beroep tegen deze sanctie houdt wel de garantie in van een tweede proces ten gronde. Voor een aantal strafrechtscolleges zijn verzetprocedures uitgesloten of onderworpen aan strenge regels, zoals beslissingen over de voorlopige hechtenis of een voorlopige maatregel in jeugdzaken of het afwijzen van een strafuitvoeringsmodaliteit. Deze regels worden in het hoofdstuk ‘Verstek’ uiteengezet.  
Een partij die bij verstek is veroordeeld moet thans twee hindernissen overwinnen. Haar verzet moet ontvankelijk zijn, dit is ingesteld zijn binnen de juiste termijn en voldoen aan bepaalde voorschriften (zoals de Taalwet Gerechtszaken), behoudens overmacht, en haar verzet mag niet ongedaan zijn wegens een onverantwoorde proceshouding voor of na het verzet. De kunst bestaat erin, voor de wetgever en de rechter, om een onderscheid te maken tussen beklaagden die niet kunnen deelnemen aan het proces en zij die niet willen verschijnen voor de strafrechter, zonder zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Deze subtiele grens vormt de rode draad in het boek. Zo duiken er problemen op bij fouten gemaakt door een advocaat of gerechtsdeurwaarder of bij beklaagden die in een buitenlandse gevangenis verblijven.

Welke nieuwe wetgeving hebt u in de vijfde editie verwerkt?

Aan het algemeen wettelijk kader van het verstek en het verzet (art. 187 Sv.) zijn er sinds 2016 geen wijzigingen aangebracht. Er is wel veel rechtspraak bijgekomen over de kennis van de dagvaarding en het aanvoeren van een wettige reden van verschoning als voorwaarden voor  een proces ten gronde op verzet. Toch is er recente wetgeving die een impact heeft op de procedures bij verstek en op verzet, zoals het snelrecht voor aangehouden beklaagden en het hersteltraject (Wet 18 januari 2024), het bevel tot betalen (Wet 31 juli 2023), de verschijning van de beklaagde per videoconferentie (Wet 25 april 2024), de nieuwe voorschriften over de elektronische betekening van akten (Wet 15 mei 2024), de versoepelde regels over de verjaring van de strafvordering (Wet 9 april 2024) en de voorschriften in het nieuw Strafwetboek over straffen met instemming van de beklaagde en de verjaring van de straf (Wet 29 februari 2024)..

Wat zijn de moeilijkste vraagstukken die u hebt behandeld?

Niet alle aspecten van het verzet zijn in wetteksten geregeld. Daarvoor moet de magistraat of advocaat vertrouwd zijn met rechtspraak over uiteenlopende thema’s, die niet altijd eenduidig is. Zo is er discussie of een verstekbeslissing vervalt door een ontvankelijk verzet of door een nieuwe beslissing ten gronde (gedaan verzet). Het lijkt mij niet eenvoudig een klaar antwoord te geven op volgende vragen: Wanneer is een beslissing bij verstek gewezen? Wat houdt het verbod in om na gedaan verzet de straf te verzwaren? Binnen welke termijn kan de bij verstek veroordeelde partij of haar tegenpartij cassatieberoep instellen? Welke invloed heeft het verzet van de beklaagde op zijn verzekeraar of de burgerlijke aansprakelijke partij? Wat zijn de verschillen tussen onontvankelijk, ongedaan of gedaan verzet? Welke  draagwijdte heeft de afstand van het verzet? Welk effect heeft het verzet op de strafuitvoering gesteund op de verstekbeslissing of de voorlopige hechtenis van de beklaagde? Heeft de straftoemeting in eerste aanleg (bij verstek en op verzet) invloed op de straftoemeting in hoger beroep? Wanneer gaat de verjaring van de strafvordering over in verjaring van de straf en blijft dit scharnierpunt behouden door de nieuwe regels van de Wet van 9 april 2024?

Welk onderwerp is het meest fascinerend?

Zonder twijfel de vernietigende kracht van een ontvankelijk en gedaan verzet op procedures die zijn aangevat of al zijn voltooid in hoger beroep en cassatie, met de verstekbeslissing als voorwerp. Een beslissing op verzet van de eerste rechter doet geldige beslissingen over schuld, straf, schadevergoeding of voorlopige hechtenis teniet die door een hogere rechtsinstantie zijn geveld. Partijen moeten terug aan de meet verschijnen voor de eerste rechter. Heel de bovenbouw valt als een kaartenhuisje in elkaar. Dat is gunstig voor de beklaagde, die soms de Monopoly-kaart “Verlaat de gevangenis zonder te betalen” kan uitspelen, maar een verlies van tijd en middelen voor het gerechtelijk apparaat en de tegenpartijen.

U geeft niet alleen een gedetailleerde juridische bespreking, maar u stelt ook de vraag of het niet opportuun zou zijn het 'verzet' af te schaffen of verder terug te dingen?

Men zou inderdaad, naar Nederlands model, het verzet kunnen afschaffen in eerste aanleg, en slechts één gewoon rechtsmiddel kunnen overhouden: het hoger beroep. De ingewikkelde regels over verstek, verzet en hoger beroep, met diverse uitkomsten naargelang de beslissing op verzet, verdwijnen dan als sneeuw voor de zon. Als compensatie moet men dan wel aan beklaagden een ruime, buitengewone termijn van hoger beroep toekennen die loopt vanaf kennisname van het verstekvonnis. Het voordeel is een klaar, rechtlijnig procesverloop. Komt de beklaagde in eerste aanleg niet opdagen, dan gaat na het verstekvonnis de fakkel over naar de rechter in hoger beroep, zonder terugweg. Het nadeel is wel dat de toegang tot de eerste rechter wordt versperd voor beklaagden die geen kennis hadden van de dagvaarding en zich dus niet konden verdedigen. Zij moeten alles inzetten op het proces in tweede aanleg. Betekent dit geen uitholling van het recht op  hoger beroep? Bovendien wordt de eerste rechter die uitspraak deed bij verstek niet meer geconfronteerd met tegenspraak of met kritiek op bewijs waarop zijn oordeel steunt. De wetenschap dat de zaak terug bij hem kan komen, na verzet, kan een extra stimulans zijn voor voorzichtigheid in het oordeel.
Het lijkt mij aangewezen het verzet en hoger beroep als aparte rechtsmiddelen te behouden, maar met strengere regels voor het verzet, bedoeld om herkansing te beperken tot beklaagden die geen kennis hadden van de dagvaarding of wegens een gegronde reden niet aan het strafproces konden deelnemen. De regels over het ongedaan verzet, ingevoerd door de Wet van 5 februari 2016, gaan ver in die richting, maar mogen nog strenger zijn. Ik meen dat naar Frans model aangehouden beklaagden die niet willen verschijnen in de rechtszaal (fysiek of per videoconferentie) en geen bijstand willen van een advocaat mogen worden berecht ‘op tegenspraak’, waardoor het verzet uitgesloten is. Dit bespaart discussies over het ‘ongedaan verzet’. In landen waar het bewijs op de openbare terechtzitting wordt geproduceerd (Engeland en Duitsland) ontbreekt een verstekprocedure en wacht men met debatten tot de beklaagde zich aanbiedt of wordt gearresteerd. Deze regeling die verzet uitsluit lijkt mij niet erg bruikbaar in België, waar de klemtoon ligt op de voorbereidende fase in het strafproces. Verder kan men het systeem stroomlijnen en meer capaciteit opbouwen voor de berechting van nieuwe strafzaken door de buitengewone termijn van verzet terug te dringen, en dus echt ‘buitengewoon’ te maken. Precies door deze termijn moeten processen pas na maanden of jaren worden overgedaan. Een kentering is mogelijk door meer in te zetten op elektronische betekeningen van dagvaardingen en verstekvonnissen. Het is toch eigenaardig dat deze akten meestal in papieren versie in een brievenbus worden gestoken, terwijl de meeste beklaagden communiceren via smartphones, zelfs in relatie met de overheid (zoals Tax-on-web). De slotsom is dat het strafproces een confrontatie is tussen verschillende partijen, die elk een apart belang nastreven, waarbij het doek moet vallen binnen een redelijke termijn (art. 6.1 EVRM). Niet alles staat in het teken van de verdediging. Het recht van verdediging is essentieel, maar vereist ook de wil om zich te verdedigen. Waarom zou een beklaagde die doelbewust afwezig bleef en bij verstek wordt veroordeeld aanspraak moeten maken op een nieuw proces op verzet, in eerste en tweede aanleg?

Over het boek

Verstek en verzet in strafzaken (vijfde herziene editie)

De auteur behandelt in dit boek de procedure rond afwezige beklaagden en het recht op herkansing door verzet. Dit werk belicht ook complexe juridische aspecten, van verstek en termijnen tot gevolgen bij afwezigheid, en geeft inzicht in cruciale kwesties zoals nalatigheid in de verdediging en hoger beroep, evenals stappen in complexe zaken met meerdere partijen en tenlasteleggingen.

Bart De Smet

Mei 2025
ISBN 9789400017689


Onze klanten raadpleegden ook:

Burgerlijk | April 2025

Morele schade in het Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht | Victor Schollaert

Larcier-Intersentia sprak met de auteur dr. Victor Schollaert naar aanleiding van dit recent verschenen werk. In dit interview werpt de auteur een nieuw licht op het begrip en de behandeling van morele schade in het aansprakelijkheidsrecht en meer. Lees meer.

Fiscaal | Februari 2025

Boek ‘Successieplanning in de praktijk’: een nieuwe editie, meer dan een must na de talrijke recente wijzigingen | Dieter Bossuyt, Kristof Delobelle, Stef Mannaerts en Veerle Wanzeele

Dit boek behandelt essentiële vragen over successieplanning: hoe bescherm je jezelf en je dierbaren, wie erft je vermogen, erfbelasting, impact van huwelijk/kinderen, eisen van kinderen na overlijden, aankoop van vastgoed, bedrijfsbezit, en relatievorming. Het biedt juridisch en fiscaal correcte antwoorden, praktische planningstechnieken en talrijke alledaagse voorbeelden. Larcier-Intersentia sprak met de auteurs naar aanleiding van deze tweede editie. Lees meer.

Volg ons:     

              

Ons gratis tijdschrift:

· Emile & Ferdinand

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrieven!